03-10-2011

Column San Fu Maltha in De God van Nederland

Toen eerst de hoofdrolspeelster en daarna ook de set van de Hollandsche Schouwburg instortten (dat laatste als gevolg van een storm), kwam de vraag bij me op waarom ik toch een film als Süskind juist nu wilde produceren. De zoveelste film over de Tweede Wereldoorlog? Hierover nadenkend op onze set in Roemenië zag ik al die wachtende mensen met een Jodenster op hun jas genaaid. Ik werd bevangen door emotie. De zinloosheid, de achteloosheid, de gruwel en vooral het waarom en hoe beklemden me.

Volgens sommigen was Het Grote Kwaad er destijds ineens. Het ene moment deed je je ogen dicht en het volgende moment waren ze mensen aan het vergassen. Niemand had het geweten. Niet de ambtenaren die de vergunningen afgaven en niet de aannemers die zo efficiënt mogelijk vernietigingskampen ontwierpen en bouwden. Niet de fabrikanten die elkaar de loef afstaken om maar gas, palen en prikkeldraad te mogen leveren en speciale ovens om mensen in te kunnen verbranden. Onze trotse politiemacht en rijkelijk beloonde Nederlandse Spoorwegen deden er graag aan mee net als die andere voorbeelden van oer-Hollandse handelsgeest; de kopgeldjagers en het ‘verhuisbedrijf’ Puls. Terug in Nederland merkte ik dat het in tijden van crisis gaat om overleven en dan kun je maar beter niet teveel weten. Net als ooit op het schoolplein toen ik al blij was wanneer ze ‘die andere’ aanpakten. Die andere die net nog iets minder aan de norm voldeed of net nog iets zwakker was. Maar wanneer is het toentertijd begonnen? Misschien wel met op het oog onschuldige maatregelen als vluchtelingen tot criminelen maken, het in huis nemen van deze vluchtelingen strafbaar maken en als Christen de angst voor vreemdelingen normaal gaan vinden. Of juist met het moeten controleren van het paspoort van een ieder die rondloopt op jouw werkplek. Of toch met een van de eerste maatregelen bijna tachtig jaar geleden om het ritueel slachten te verbieden?

Gelukkig weet ik dat er in tijden van crises ook helden opstaan. Geen eendimensionale Hollywood-helden, maar gewone mensen van vlees en bloed. Mensen zoals Henriëtte Pimentel, Piet Meerburg en de hoofdpersoon van onze film Walter Süskind. Eigenlijk wilde Walter door dienst te nemen bij de Joodse Raad gewoon zorgen dat zijn gezinnetje niet naar een werkkamp in Duitsland gestuurd werd. Als hoofd van de Hollandsche Schouwburg werd hij daar echter juist verantwoordelijk voor selectie en transport van die Joden zonder werk. Hij kon hier niet onverschillig bij blijven: met risico voor eigen leven en dat van zijn gezin besloot hij met hulp van anderen honderden kinderen en volwassenen weg te smokkelen.

Nu besef ik ook weer waarom ik juist nu een film als Süskind wilde produceren. Niet alleen omdat ik een beetje hoop dat hierdoor mensen niet zullen vergeten waar onverschilligheid toe kan leiden maar ook omdat er pas een verschil gemaakt kan worden wanneer gewone mensen hiertegen durven op te staan. Zodat niet elke columnist of politicus die de vrijheid van meningsuiting verkwanselt door het zaaien van haat en onverdraagzaamheid, deze onverschilligheid kan voeden en zodat hopelijk geen joden, moslims of homo’s meer weggepest worden of kinderen op een eiland geëxecuteerd.