Media

Volkskrant artikel 7 december 2016: Hollands glorie op het witte doek, of toch niet?

Crisis in de Nederlandse filmwereld

2016 is geen goed jaar voor de Nederlandse film. Er wordt gesomberd en gemopperd, en producenten, regisseurs en subsidiegevers wijzen naar elkaar. Wat is er aan de hand? En waarom kijkt iedereen naar Denemarken?

Een oer-Hollands drama, zo viel de avond het best te omschrijven. Tijdens het zogeheten najaarsoverleg in het Amsterdamse filmtheater Het Ketelhuis bogen betrokkenen uit de filmwereld zich vorige week over 'de toestand'. Die was zorgelijk. Dat was zo ongeveer het enige waarover de aanwezigen het eens waren.

Het marktaandeel van de Nederlandse film, zo demonstreerde een duikelende grafiek, blijft in 2016 vooralsnog sterker achter bij voorgaande jaren: 10 procent op het totaal aan bioscooprecettes, waar tot voor kort 20 procent gebruikelijk was. Oftewel: bioscoopbezoekers hebben dit jaar ineens veel minder belangstelling voor films uit eigen land.

Er vielen harde woorden: er zouden te veel Nederlandse films zijn. Die Nederlandse films zouden niet goed genoeg zijn. Te soortgelijk ook: allemaal romantische komedies en boekverfilmingen. Dat ging een poosje goed, maar nu niet meer. De subsidie, vooral de automatische, zou de markt gemakzuchtig hebben gemaakt.

Nee hoor, vonden anderen, het zou juist komen door een gebrek aan automatische subsidie, en een almaar machtiger Filmfonds dat zich er inhoudelijk mee bemoeit.

Tekenend voor de onderlinge verhoudingen was een eerder bezoek van een delegatie uit de filmwereld aan Den Haag, voor een rondetafelgesprek met de cultuurwoordvoerders van de Tweede Kamer. Producent San Fu Maltha (Zwartboek, Een echte Vermeer), die alarm had geslagen over de zo tegenvallende cijfers en een brief met verbeterpunten voor het Filmfonds naar de Kamer had gestuurd, zat naast Doreen Boonekamp, directeur van dat Filmfonds, tegenover de politici. Maar telkens als Boonekamp sprak, schudde Fu Maltha het hoofd.

En Anton Scholten, voorzitter van de beroepsvereniging van film- en televisiemakers, had weer kritiek op de uitvoering van de cash rebate, de stimuleringsmaatregel voor de filmindustrie die na intensief lobbywerk was verworven. De regeling had een Hollywoodproductie als Dunkirk naar ons land gelokt. Er zat nog veel te veel geld in kas, vond Scholten, dat moest op. Boonekamp, die bang is dat een al te vrijzinnige besteding de toekomst van de regeling in gevaar brengt, luisterde met afgrijzen.

D66-partijleider Alexander Pechtold had een tip voor de afgevaardigden uit de filmsector: 'Misschien kunnen jullie eens visitekaartjes uitwisselen?'

Vanuit dit licht bezien, viel de onderlinge debatavond in Het Ketelhuis positief te noemen. 'Wie vertegenwoordig jij dan?', riep filmbobo Jacques van Heijningen een keer of vijf vanuit de zaal. 'Gaat het om wat iemand is, of om wat iemand zegt?', antwoordde zelfbenoemd klokkenluider San Fu Maltha. Er werd nog altijd niet naar elkaar geluisterd - maar er was in elk geval contact.



De crisis in zeven vragen.

1. MAAR HET GING TOCH GOED MET DIE NEDERLANDSE FILM?
Gerekend naar omzet en marktaandeel ging het tot dit jaar goed, met als kanttekening dat vooral een paar grote titels veel geld opbrachten: een jaar zónder Gooische vrouwen in de bioscoop heet dan al snel een crisisjaar.

Ron Sterk, directeur van Vue, het op een na grootste bioscoopbedrijf: 'Er waren wel wat Nederlandse zeperds dit jaar. Prooi sprong in het oog, maar er zijn er meer. Mijn analyse: er zijn te veel Nederlandse films en ze worden met te weinig budget gemaakt. Je concurreert met de top van Europa en het spektakel uit Amerika. Het moet een bioscoopkaartje van 9 of 10 euro waard wel zijn.'


2. MOET ER MEER GELD NAAR MINDER FILMS?
Dat is het aangekondigde beleid van het Filmfonds. Dat betekent onvermijdelijk dat een aantal van de regisseurs en producenten die nu met enige regelmaat speelfilms maken, iets anders moet gaan doen. En ook: onvrede over de verdeling van de schaarse middelen.


3. ZIJN ER TE VEEL NEDERLANDSE FILMS?
Als je 36 speelfilms per jaar maakt (de omvang van de Nederlandse filmindustrie dit jaar) zijn er misschien twee memorabel. Die verhouding ligt niet anders in een land als Spanje of Frankrijk. Maak je er vijftien met wat meer budget, dan is de gemiddelde kwaliteit wellicht wat hoger, maar de kans op uitschieters kleiner. Geld zegt niet alles.

Daniëlle Koot, hoofd programmering van Nederlands grootste bioscoopketen Pathé, is met name ontevreden over de spreiding van Nederlandse films over het jaar. 'Ze zitten allemaal op een kluitje, in de herfst en de Kerst. Ik heb dat probleem al vaker aangekaart bij de distributeurs: ze clusteren.'

Pim Hermeling, distributeur van September film (onder meer Knielen op een bed violen, Publieke werken, Tonio) vindt dat veel Nederlandse films niet thuishoren in de bioscoop. 'Omdat ze gewoon niet gelukt zijn. Ik heb contracten opengebroken met producenten omdat ik in de uiteindelijke film geen potentie zag. Dat zijn lastige kwesties, want in Nederland is subsidie gekoppeld aan distributie.'

De veronderstelde crisis is volgens hem te vroeg aangekondigd: 'Het is onzin. De decembermaand komt nog, met Soof 2 (een romantische komedie van Esmé Lammers).' Maar dat er iets verandert, ondervindt hij wel. 'Publieke werken en Knielen op een bed violen trokken allebei rond de 225 duizend bezoekers. Voor de huidige markt is dat goed, maar een paar jaar geleden waren dat er nog 400 duizend. Dat soort cijfers zie je alleen nog bij Bonbini en Rokjesdag.'


4. WEL OF GEEN CRISIS?
'Het zijn dagkoersen', zegt Frans van Gestel, producent van films als Publieke werken en Layla M.. 'Dit is een internationaal probleem, of op z'n minst Europees. De tijd voor films om zich te bewijzen is korter geworden, en dan neemt het belang van marketing toe. Grote films worden groter, onafhankelijke films hebben het moeilijk. Ook in Amerika, waar studio's voor merken kiezen. Dat lagere markaandeel is wel zorgelijk: de gemiddelde kwaliteit van Nederlandse films is dit jaar aan de lage kant. Ze lijken te veel op elkaar, op een gegeven moment is het publiek dat zat.

'Kijk eens naar de Denen, met zo'n film als Jagten. Nog los van de regie en een ster als Mads Mikkelsen, is het ook gewoon een helder verteld verhaal: een klassieke drieaktenstructuur, storytelling op z'n Amerikaans. Het publiek naar je toe trekken, dat kunnen ze daar.'


5. WAT IS DAT TOCH MET DE DENEN?
Bij alle discussies over Nederlandse film, ook weer tijdens het najaarsoverleg, staat er vroeg of laat iemand op die zegt: we moeten een voorbeeld nemen aan de Denen. 'We worden vaak benaderd voor een adviserende rol', zegt Noemi Ferrer, hoofd van de internationale afdeling van het Danish Film Institute. 'In Europese landen, maar ook daarbuiten. Soms nemen ze onderdelen van het Deense model over.'

Ferrer is bekend met de Nederlandse situatie. 'Volgens mij is het grootste verschil dat wij niet aan automatische subsidieregelingen doen, zoals jullie. Of het nu artistieke films zijn of wat wij marktfilms noemen: elke toekenning is selectief. We werken met consulenten en panels, die de aanvragen beoordelen en begeleiden, ongeveer zoals jullie.'

Ferrer: 'We besteden er veel tijd aan om de juiste beoordelaars te rekruteren. Veel editors bijvoorbeeld: die hebben een hoop kennis van structuur in films. Maar ook producenten of filmcritici. Ze moeten hun sporen verdiend hebben, een dialoog kunnen voeren en bestand zijn tegen druk.' De Denen trainen inmiddels ook de Nederlandse consulenten van het Filmfonds.

Typisch Deens noemt ze het vermogen van filmmakers kennis te delen en samen te werken. 'De Dogma-beweging speelde daarin een rol, toen begon dat. Anders Thomas Jensen bijvoorbeeld, die regisseert, maar schrijft ook scripts voor Susanne Bier. En Tobias Lindholm schreef Jagten voor Thomas Vinterberg en maakt daarnaast zijn eigen films.'


6. HOE DENKEN REGISSEURS OVER DE CRISIS?
Die hielden zich, voor zover aanwezig bij de debatavond, stil. Dat is kenmerkend voor Nederlandse regisseurs: je hoort ze niet of nauwelijks over filmbeleid. Martin Koolhoven uitte wel kritiek, deze week in een interview met Playboy: 'Of we maken films waarmee we Hollywood rechts passeren: liefst naar een bekend boek, met bekende gezichten, een liedje van een bekende zanger. Of we maken films over een vrouw van middelbare leeftijd in een identiteitscrisis waar we dan met een camera achteraan rennen in Amsterdam-Noord. De films daar tussenin, het middensegment, moet worden terugveroverd.'

Producent Marc van Warmerdam pleit voor meer contact tussen regisseurs. 'Er wordt nauwelijks serieus met elkaar gesproken.' Hij geeft een pluim aan collega Johan Nijenhuis, kwantitatief en commercieel bezien de succesvolste Nederlandse regisseur van de 21ste eeuw (zie kader). 'Die man bezit een ongekende kwaliteit: hij weet precies wat zijn publiek wel of niet accepteert. Heel efficiënt. Als je niet van zijn genre houdt, denk je: hoe is het mogelijk?

'Terwijl het publiek van Alex (van Warmerdam, zijn broer en regisseur van onder meer Schneider vs. Bax, red.) met hem meegroeit, is de doelgroep van Nijenhuis jong: die vernieuwt zich om de vijf jaar. Ik denk dat je als Nederlandse filmer toch ook eens zou kunnen vragen hoe hij dat doet. Misschien steek je er wat van op.'


7. ZIJN ER LICHTPUNTJES IN 2016?
De Nederlandse documentaires: die breken wel records. Met De kinderen van Juf Kiet wordt deze week al de zevende Kristallen Film (10 duizend bezoekers) uitgereikt. Drie meer dan in 2015. Ook was er Tonio: eindelijk weer eens een artistieke bioscoophit (128 duizend bezoekers). Momenteel vindt het radicalisering-drama Layla M. (nu op 30 duizend) ook buiten de arthouses een jong Pathé-publiek.



Tot slot: in de laatste week van december gaat Onze Jongens in première, de nieuwe Nijenhuis met Jim Bakkum als sexy bouwvakker. De ladies' nights staan al gepland en tellen mee voor boekjaar 2016. Dus mocht Soof 2 het alleen niet redden, dan is er nog hoop.

07-12-2016